Sinds 1 januari 2016 zijn ondernemingen van publiekrechtelijke lichamen, waaronder gemeenten, belastingplichtig voor de Vennootschapsbelasting (Vpb). Voorheen waren gemeenten vrijgesteld van deze belasting. Het is nu noodzakelijk om de gemeentelijke activiteiten te evalueren op hun belastingplicht onder de Vpb. Alleen activiteiten waarbij de gemeente deelneemt aan het economisch verkeer en concurreert met de private sector, vallen onder deze belasting.

Sinds de invoering van de Vpb-plicht zijn binnen onze gemeente twee activiteiten als risico aangemerkt: inkoopondersteuning en grondexploitaties. Deze activiteiten worden jaarlijks nauwlettend gemonitord. De definitieve fiscale toets vindt plaats na beschikbaarheid van de jaarcijfers, met de laatste beoordeling voor het jaar 2021. Momenteel wordt de beoordeling voor 2022 afgerond. Voorlopige bevindingen wijzen uit dat de gemeente fiscale ondernemingen drijft met de volgende activiteiten:

  •  Het zich ontdoen van huishoudelijke afvalstoffen tegen een positieve opbrengst;
  • Het gelegenheid geven tot het doen van reclame-uitingen;
  • Grondexploitaties.

In 2019 heeft de Belastingdienst een standpunt ingenomen over het inzamelen van huishoudelijk afval. Volgens de Belastingdienst wordt “het zich ontdoen van huishoudelijk afval” beschouwd als een belaste activiteit voor de Vennootschapsbelasting (Vpb), wat heeft geleid tot Vpb-plicht vanaf 2016. Deze ontwikkeling resulteert in een zeer beperkte Vpb-last op dit onderdeel. Voor dit onderdeel volgen wij de afspraken die zijn gemaakt tussen de Belastingdienst en de NVRD met betrekking tot het fiscaal verantwoorden van deze activiteit, waarbij kort gezegd 1% van de opbrengsten als fiscaal resultaat wordt verantwoord.

De activiteit “reclame” betreft het faciliteren van reclame-uitingen via privaatrechtelijke contracten. De Belastingdienst maakt onderscheid tussen publiekrechtelijke vergoedingen (zoals reclamebelasting en precariobelasting) en privaatrechtelijke overeenkomsten met commerciële exploitanten. Volgens de Belastingdienst kunnen deze privaatrechtelijke overeenkomsten leiden tot Vpb-plicht. Wij zijn van mening dat deze activiteit geen belaste ondernemingsactiviteit is en delen dit standpunt niet.

Recent zijn er uitspraken gedaan waarbij zowel de rechter als het gerechtshof de visie van de Belastingdienst hebben gevolgd. De zaak is momenteel in behandeling bij de Hoge Raad, en wij wachten op een definitieve uitspraak.

Tot en met 2021 zijn de reclame-inkomsten van de gemeente Oldambt niet in de Vpb-aangifte opgenomen. Gezien de recente gerechtelijke uitspraken en de stijging van deze opbrengsten, zijn wij voornemens om deze inkomsten in de aangifte voor 2022 en 2023 op te nemen. Wij maken bezwaar tegen de definitieve aanslag en volgen de procedure die door de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) wordt geleid.

Het materiële belang van de Vpb-plicht ligt voornamelijk bij de grondexploitaties. Voor de grondexploitaties van de gemeente Oldambt is voor het laatst in 2021 een Post-Quickscan (PQS) uitgevoerd.

Daarnaast behalen wij op basis van onze administratie overschotten met betrekking tot zendmasten, hypotheekleningen en overige leningen. Wij zijn van mening dat er geen sprake is van een ondernemingsactiviteit voor deze activiteiten. We zijn ons echter bewust dat de Belastingdienst mogelijk een ander standpunt kan innemen.